Een portie soep om het gesprek op gang te brengen
In de eetzaal van woonzorgcentrum Rijn en Vliet in Leiden kijken tientallen ouderen verwachtingsvol op als een groep Leidse studenten binnenkomt.
Pompoen, paprika, tomaat en tig andere smaken: het bedrijf van Max Kranendijk en Martijn Canters verkoopt soep. Een deel van de opbrengst gaat naar activiteiten om eenzaamheid bij oudere mensen te bestrijden. Bijvoorbeeld door soep te koken.
‘Gezellig ouwehoeren! Laat die jongelui maar komen.’ In de eetzaal van woonzorgcentrum Rijn en Vliet in Leiden kijken tientallen ouderen verwachtingsvol op als een groep Leidse studenten binnenkomt. Die delen courgettes, uien, preien, schilmesjes en snijplanken uit. Al snel zijn jong en oud druk aan het snijden en praten, een cd met meezingers van Frans Bauer overstemmend. Op het menu staat courgettesoep.
Oma’s Soep is een bedrijf en een goed doel tegelijk. In de supermarkt ligt professioneel gemaakte soep die de naam van het merk draagt. De helft van de winst gaat naar een stichting met dezelfde naam. In tien steden financiert Oma’s Soep daarmee ‘kookdagen’, zoals die in Leiden. Die dienen om gesprekken tussen jongeren en ouderen op gang te brengen.
Eigenaren Max Kranendijk en Martijn Canters willen groeien en haalden dit jaar 500 duizend euro op bij investeerders. ‘Hoe meer soep we verkopen, hoe meer ouderen we kunnen helpen’, zegt Kranendijk. ‘De helft van alle ouderen voelt zich regelmatig eenzaam.’
Oma in Maastricht
Het begon allemaal in Maastricht, bij de oma van Max. ‘Ze woont ver van haar familie, ook zij is soms eenzaam’, vertelt Kranendijk. Hij groeide zelf op in Den Haag en trok voor een studie economie naar Amsterdam. Op een avond in de kroeg realiseerde hij zich dat samen koken misschien een uitweg kon bieden. ‘Mijn oma maakt geweldige soep en er zijn veel oma’s zoals zij.’
Hij trok met een groep studenten naar Amsterdamse buurthuizen. Samen met ouderen bereidden ze er soep van groenten die anders in de vuilnisbak eindigden. Dat werd het ‘bindmiddel’ voor gesprekken.
Het initiatief kreeg de naam Oma’s Soep. De soep werd al snel vanuit een eigen winkel verkocht. ‘Dat liep behoorlijk mis’, blikt Kranendijk terug. ‘De ene keer was de soep onwijs lekker, de andere keer bleek hij te pittig of zaten er haren in.’ Er was veel druk. ‘Hadden we 100 liter tomatensoep nodig, dan kookten we soms tot 2 uur ’s nachts. Een oma had pleisters op alle vingers.’
Oma’s Soep wijzigde van koers. De winkel sloot, het bedrijf levert sindsdien rechtstreeks aan supermarkten en horeca. De soep komt uit een productiekeuken. Ouderen en studenten koken nu een hoeveelheid die ze met z’n allen op kunnen eten.
Een vraag in de trein
Over het vallen en opstaan van Oma’s Soep vertelde Kranendijk honderduit wanneer hij met jeugdvriend Martijn Canters in de trein zat. ‘Al vanaf ons 11de spelen we bij de Haagse voetbalclub HVV’, vertelt Canters. ‘Sinds we allebei in Amsterdam wonen, reizen we samen van en naar de voetbaltraining.’
Mede-oprichter Robert Croese verliet de organisatie om neuroloog te worden. Dus vroeg Kranendijk tijdens een zoveelste treinrit aan Canters om Oma’s Soep samen te runnen. Nu regelt Canters, opgeleid als jurist, de marketing en praktische zaken bij het soepbedrijf. Kranendijk werft klanten en bedenkt nieuwe producten.
Eens per maand binden Canters en Kranendijk ergens in het land zelf een kookschort om. ‘Met oma’s als Henna, Loekie, Jocy, Netty en Carla zijn we inmiddels vrienden’, vertelt Canters. ‘Laatst werden we nog uitgenodigd om roti te eten.’
Geruggesteund door de landelijke stichting organiseren de vrijwillige studentenbesturen per stad de kookdagen en trommelen ze studenten op. Na de kookdag gaan de studenten met een gratis portie soep langs bij ouderen die elders in de stad wonen. Ook dan draait het om een goed gesprek. ‘Soms is dat hun enige contactmomentje’, zegt Kranendijk.
Van tragedies tot tips
Veel van de studenten op de kookdag in Leiden doen voor het eerst mee. Ze zitten tussen aanmerkelijk meer oma’s dan opa’s en worden overladen met verhalen. De ene oudere schetst een familietragedie, de andere haar carrièrepad en verderop worden de leukste plekjes van de stad besproken. ‘Het is een cliché,’ zegt student Floris Meijer enthousiast, ‘maar je hoort hier zoveel wijsheid!’
Leiden en andere steden ontvangen geld van de landelijke Oma’s Soep-stichting. De statuten van de bv bepalen dat minstens 50 procent van de winst hierheen vloeit. ‘Sommige van onze investeerders vinden dat een groot percentage’, vertelt Canters, ‘maar we willen echt een sociale onderneming zijn’. Het bedrijf maakt sinds 2019 winst. De stichting draaide in de jaren daarvoor op subsidies.
‘Uiteindelijk willen we alle ouderen bereiken, ook degenen die in dorpen wonen’, stelt Kranendijk. ‘In heel West-Europa’, vult Canters aan. Om meer geld in de stichting te pompen, moet het bedrijf meer winst maken. De afgelopen maanden overtuigden Kranendijk en Canters zo’n 350 investeerders om minstens 250 euro in de onderneming te stoppen.
Dat leverde meer dan 500 duizend euro op, die vooral naar marketing gaat. In ruil zijn de investeerders nu mede-eigenaar. ‘Stemrecht hebben ze niet’, zegt Canters. ‘Je moet niet te veel kapiteins hebben.’
Stokbrood
In de eetzaal in Leiden zijn alle groenten verwerkt tot kleine blokjes in grote kommen. ‘Kleine blokjes zonder schil’, zo legt een bewoner fijntjes het verschil uit tussen de minuscule courgettestukjes die zij sneed en de iets grover uitgevallen blokjes in de kom. Alles verdwijnt naar de kookpotten in de keuken. Op tafel blijft het stokbrood liggen. Dat mag pas worden aangesneden als de courgettesoep is opgediend.